Grammaire néerlandaise/le verbe/l'indicatif

L'emploi des temps en néerlandais et français ne correspondent pas exactement entre eux. La dénomination des temps est très longue en néerlandais, les grammairiens et enseignants utilisent fréquemment les abréviations.

Il y a trois contrastes binaires:

tegenwoordig - verleden (présent - passé)
onvoltooid - voltooid (imparfait - parfait)
toekomend - niet toekomend (futur - non futur)

Les derniers contrastes se réalisent en utilisant des auxilliaires (zijn/hebben et zullen)

La combinaison fait 2x2x2 = 8 temps

bedrijvende
vorm
niet toekomend toekomend
zien tegenwoordig verleden tegenwoordig verleden
onvoltooid ott: ik zie ovt: ik zag ottt: ik zal zien ovtt: ik zou zien
voltooid vtt: ik heb gezien vvt: ik had gezien vttt: ik zal gezien hebben vvtt: ik zou gezien hebben

Voici la liste des temps.

  • onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) correspond en français au présent ;
  • onvoltooid verleden tijd (ovt) se traduit par l'imparfait ou le passé simple en français. Les grammairiens germanistes appelent parfois ce temps le « prétérit » ;
  • voltooid tegenwoordige tijd (vtt) correspond au passé composé ;
  • voltooid verleden tijd (vvt) correspond au plus-que-parfait ;
  • onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) : futur ;
  • onvoltooid verleden toekomende tijd(ovtt) : conditionel présent ;
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) : futur antérieur ;
  • voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) : conditionel passé.

Les verbes transitifs y ajoute un autre contraste binaire, cel de la voix: actif - passif en utilisant worden. Donc ils auront 16 formes.

lijdende
vorm
niet toekomend toekomend
gezien worden tegenwoordig verleden tegenwoordig verleden
onvoltooid ott: ik word gezien ovt: ik werd gezien ottt: ik zal gezien worden ovtt: ik zou gezien worden
voltooid vtt: ik ben gezien vvt: ik was gezien vttt: ik zal gezien zijn vvtt: ik zou gezien zijn