Grammaire néerlandaise/le verbe/l'indicatif/le présent

La plupart des verbes néerlandais sont réguliers à l'indicatif présent (Onvoltooid tegenwoordige tijd ou OTT en abrégé). Les auxiliaires de temps hebben et zijn ainsi que zullen sont irréguliers tout comme les auxiliaires de mode kunnen, mogen, moeten et willen. Komen possède une particularité : le radical s'allonge. Sinon, les autres verbes sont réguliers, mais il faut toutefois ne pas oublier d' appliquer les règles d'orthographe.

Règles générales

modifier

Le radical est obtenu en enlevant la terminaison -en de l'infinitif, par exemple lachen -> lach. Il y a trois formes:

  1. La première personne du singulier correspond au radical sans terminaison: lach
  2. la deuxième et troisième du singulier au radical suivi de -t: lacht
  3. Aux trois personnes du pluriel, le verbe prend simplement la forme de l'infinitif en -(e)n: lachen

Il faut faire attention à la deuxième personne du singulier lorsque le sujet je ou jij (sujet et non pas adjectif possessif) suit le verbe, alors le -t disparaît:

je lacht
lach je?

La forme polie (u) tant au singulier qu'au pluriel est identique à la troisième personne du singulier.

Surtout en Flandres on utilise gij pour la deuxième personne (sing. et plur, poli et fam.). Au Pays-Bas cette forme est archaïque.

Autres règles

modifier
  • Deux lettres semblables ne peuvent terminer un mot.
   gaan –> Ik ga
   wachten –> Hij wacht
  • Le "z" se change en "s" et le "v" en "f" s'ils ne sont pas suivis d'une voyelle.
   lezen –> Ik lees
  • Redoublement de la voyelle pour maintenir un son long dans une syllabe fermée.
   nemen –> Ik neem
  • Exception : Zijn, willen, kunnen, mogen
  • ik heb
  • jij, gij hebt
  • u hebt/ u heeft
  • hij, ze, het heeft
  • we hebben
  • jullie hebben
  • ze hebben

Aux Pays-Bas, on emploie davantage u heeft. Aux Pays-Bas, on rencontre souvent Heeft u? («Avez-vous ?»)

  • ik ben
  • je bent
  • u bent
  • gij zijt
  • hij, ze, het is <<- sans -t!
  • we zijn
  • jullie zijn
  • u bent
  • ze zijn

u is est une forme archaïque.

  • ik zal
  • je zal/je zulin
  • u zal/u zult
  • gij zult
  • hij, ze, het zal <<- sans -t!
  • we zullen
  • jullie zullen
  • u zal/u zult
  • ze zullen

Je zal et u zal sont plus familiers que les formes je zult et u zult.

  • ik kan
  • je kan/je kunt
  • u kan/u kunt
  • gij kunt
  • hij, ze, het kan <<- sans -t!
  • we kunnen
  • jullie kunnen
  • u kan/u kunt
  • ze kunnen
  • ik mag
  • je mag
  • u mag
  • gij moogt
  • hij, ze, het mag <<- sans -t!
  • we mogen
  • jullie mogen
  • u mag
  • ze mogen
  • ik moet
  • je,u,gij moet
  • hij, ze, het moet
  • we moeten
  • jullie moeten
  • u moet
  • ze moeten
  • ik wil
  • je wil OU wilt (je wilt est plus formel)
  • u wil OU wilt
  • gij wilt
  • hij, ze, het wil <<- sans -t!
  • we willen
  • jullie willen
  • ze willen
  • ik kom <<- pas: koom!
  • je komt
  • u komt
  • gij koomt
  • hij, ze, het komt
  • we komen
  • jullie komen
  • ze komen

Verbes réguliers : werken

modifier
  • ik werk
  • je,u,gij werkt
  • hij, ze, het werkt
  • we werken
  • jullie werken
  • u werkt
  • ze werken

Verbes réguliers : fietsen

modifier
  • Ik fiets
  • Jij/u/je fietst
  • Hij/zij/het fietst
  • Wij/we fietsen
  • Jullie fietsen
  • Zij/ze fietsen

Racines à syllabes 'longues' et 'courtes' : spelen et spellen

modifier

L'orthographie néerlandaise utilise un système de double voyelles et consonnes pour indiquer la différence entre par exemple /e/ et /ɛ/, où le français utilise les accents: é et è:

spelen spellen
/e/ (é) /ɛ/ (è)
ik speel spel
jij speelt spelt
hij speelt spelt
wij spelen spellen
jullie spelen spellen
zij spelen spellen

Verbes en -zen et -ven : leven et kiezen

modifier

Les -z et -v finales sont reduit en -s et -f, comme ils sont prononcés. (Par contre les -g, -b et -d restent intactes)

leven kiezen
ik leef kies
jij leeft kiest
hij leeft kiest
wij leven kiezen
jullie leven kiezen
zij leven kiezen

Verbes en -ten : vechten et praten

modifier

Parce que l'on écrit pas -tt final, il n'y a que deux formes:

vechten praten
ik vecht praat
jij vecht praat
hij vecht praat
wij vechten praten
jullie vechten praten
zij vechten praten

Verbes en -den : worden, redden et smeden

modifier

Les racines en d prennent -t, ce qui resulte en -dt final, toujours prononcé /t/.


worden redden smeden
ik word red smeed
jij wordt redt smeedt
hij wordt redt smeedt
wij worden redden smeden
jullie worden redden smeden
zij worden redden smeden

Verbes en -ëren, -ën : kopiëren, skiën

modifier
kopiëren skiën
ik kopieer skie
jij kopieert skiet
hij kopieert skiet
wij kopiëren skiën
jullie kopiëren skiën
zij kopiëren skiën

Verbes à particules séparables : aankomen

modifier
direct
  • ik kom .... aan
  • jij/u komt .... aan
  • gij koomt ..... aan
  • hij/zij/het komt .... aan
  • wij komen .... aan
  • jullie komen ..... aan
  • zijn komen ..... aan
indirect
  • (dat) ik .... aankom
  • (dat) jij/u .... aankomt
  • (dat) gij .... aankoomt
  • (dat) hij/zij/het .... aankomt
  • (dat) wij .... aankomen
  • (dat) jullie .... aankomen
  • (dat) zij .... aankomen

Par exemple:

hij komt morgen aan
ik zeg dat hij morgen aankomt

Verbes ne se terminant pas par -en

modifier
gaan slaan staan doen zien
ik ga sla sta doe zie
jij/u/gij gaat slaat staat doet ziet
hij/zij/het gaat slaat staat doet ziet
wij gaan slaan staan doen zien
jullie gaan slaan staan doen zien
zij gaan slaan staan doen zien