Néerlandais dans le secondaire/willen et mogen (2) (correction)

Troisième série

modifier
  1. Je moet een boek kopen.
  2. Jullie mogen naar Duitsland gaan.
  3. We willen een ijsje eten.
  4. Ik kan Spaans spreken.
  5. Ik mag spelen.
  6. Je moet elke dag studeren.
  7. Wil je een glas water?
  8. Hij wil koffie met melk drinken.
  9. Hij wil een brief naar zijn vriend schrijven.
  10. Hij wil slapen.

Quatrième série

modifier
  1. We kunnen zwemmen.
  2. Wat wil je doen?
  3. We moeten op de trein wachten.
  4. Ik wil bij dit bedrijf werken.
  5. Ze wil Duits leren.
  6. Mijn dochter/kind heeft goed gewerkt. Ze mag naar de televisie kijken.
  7. Je mag niet roken.
  8. Ik moet een nieuwe auto kopen.
  9. Ik kan niet zwemmen.
  10. Jullie moeten dit boek lezen.