Néerlandais dans le secondaire/dialogue les hobys (exercice lacunaire)

Saluer

goedenavond - goedenmiddag - goedenmorgen

• Bonjour (le matin) goedenmorgen / goeiemorgen
• Bon après-midi goedenmiddag / goeiemiddag
• Bonsoir goedenavond / goeienavond
• Bonne nuit goedenacht / goeienacht

Interroger sur les hobbys

broer - geen - heb - is - jongere - luistert - oudere - speelt - van - zus

• Wat is de hobby van je ............? Quel est le hobby de ton frère ?

Mijn broer ............ basketbal. Mon frère joue au basket-ball.

Mijn ............ broer speelt met de computer. Mon grand-frère joue à l'ordinateur.

Mijn ............ broer kijkt televisie. Mon petit-frère regarde la télévision.

Ik heb ............ broer(s). Je n'ai pas de frère.

• Wat is de hobby van je ...........? Quel est le hobby de ta sœur ?

Mijn zus ............ naar muziek Ma sœur écoute la musique.

Ik ........... geen zus(sen). Je n'ai pas de sœur.

Interroger sur l'emploi du temps

doe - speel - vrijdag - zwemmen 

• Wat ..... doe..... je tijdens de weekends?Que fais-tu le week-end ?

Ik ga .....zwemmen....... Je vais nager.

• Wat doe je ....vrijdag........'s middags? Que fais-tu le vendredi après-midi.

Ik ....speel........ basketball. Je joue au basket-ball.

Proposer une activité

bioscoop - morgen - niet - vandaag - voetballen

• Wat gaan we ....VANDAAG........ doen? Qu'allons nous faire aujourd'hui ?

Ik wil .....VOETBALLEN....... Je veux jouer au football.

Ik wil .......NIET..... voetballen. Je ne veux pas jouer au football.

• Wat gaan we ...MORGEN......... doen? Qu'allons nous faire demain ?

Ik wil naar de ...BIOSCOOP......... (gaan). Je veux aller au cinéma.

Ik wil niet naar de .....NIET.....(gaan). Je ne veux pas aller au cinéma.

Donner rendez-vous

dinsdag - donderdag - vrijdagmiddag - zaterdag -ziens

• Tot ........... À mardi.
• Tot ........... À jeudi.
• Tot ........... À samedi.
• Tot ............ À vendredi après-midi.
• Tot . Au revoir.