Néerlandais/Dans le secondaire/willen et mogen (correction)

Première série

modifier
  1. Ik wil water drinken.
  2. Ik wil geen water drinken.
  3. Ik wil brood eten.
  4. Ik wil geen brood eten.
  5. Ik mag wijn drinken.
  6. Ik mag geen wijn drinken.
  7. Ik mag snoepjes eten.
  8. Ik mag geen snoepjes eten.
  9. We willen naar het restaurant gaan.
  10. We mogen spelen.


Deuxième série

modifier
  1. Hij wil naar Frankrijk gaan.
  2. We mogen eten.
  3. Ik wil spelen.
  4. 's Morgens mogen we slapen.
  5. Ik heb honger. Ik wil een chocolaatje eten.
  6. Ik heb geen dorst. Ik wil niets drinken.
  7. Ik wil naar de bioscoop gaan.
  8. Ik ben moe. Ik wil slapen.
  9. Ze mogen naar de tv/de televisie kijken.
  10. Ik wil spelen.
  11. In de ochtend willen wij slapen.
  12. Ik heb honger. Ik wil eten.
  13. Ik heb geen dorst. Ik wil niet drinken.
  14. Ik ben moe. Ik wil slapen.
  15. Ik wil naar de bioscoop gaan.
  16. Zij willen naar de televisie kijken.
  17. Wilt u eten?