Grammaire néerlandaise/le verbe/les verbes ergatifs

Les verbes ergatifs:

1. manquent un objet direct
2. manquent des formes passives (intransitivité)
3. expriment un développement autonome, sans acteur ou agent 'coupable'
   1. Les verbes de motion: gaan, komen
   2. Les verbes de transformation" smelten, stollen
4. prennent zijn comme auxiliaire au parfait.

Smelten - fondre

Het ijs smelt

Het ijs is gesmolten

Souvent, un tel verbe s'utilise aussi comme verbe transitif:

transitif actif	Ik smelt het ijs.
transitif passif	Het ijs wordt door mij gesmolten.
intransitif ergatif	Het ijs smelt.

Au parfait le passif et l'ergatif sont identiques si l'acteur est omis.

transitif actif	Ik heb het ijs gesmolten.
transitif passif	Het ijs is door mij gesmolten.
intransitif ergatif	Het ijs is gesmolten.

Souvent la version ergative se traduit par un verbe réflexif en français

actif: ik kristalliseer de verbinding - je cristallise le composé

ergatief: De verbinding kristalliseert - Le composé se cristallise.

Ergatifs et causatifs

Ils restent quelques paires de verbes ergatifs-causatifs (transitifs). Le premier est souvent fort, le dernier faible avec échange de voyelle:

• zitten (être assis) - zetten (mettre)
• liggen - leggen

Les verbes doen (faire) et laten (laisser) s'utilisent pour la formation une expression causative (transitive) à partir d'un verbe ergatif:

• De zon doet het ijs smelten.
• De zon laat het ijs smelten.

Le verbe raken forme des expressions ergatifs à partir d'un participe, adjectif ou expression adverbiale

• Hij raakte verlamd (verlammen - paralyser)
• Hij raakte beroemd (beroemd - fameux)
• Hij raakte in de war (war - confusion)