Néerlandais dans le secondaire/la maison : traduction (correction)

Ennoncés sur néerlandais : la maison : traduction

Première série modifier

  1. Ik heb een klein huis.
  2. Ik heb een mooi appartement.
  3. We wonen in een nieuw huis.
  4. Is het appartement oud?
  5. Ik ga naar de derde verdieping.
  6. Brussel is een grote stad.
  7. De garage is klein.
  8. De badkamer is groot.
  9. Waar ga je heen?
  10. Ik eet in de woonkamer.

Liste de mots modifier

  1. De lift
  2. Het huis
  3. De trap
  4. De tuin
  5. De garage


Deuxième série modifier

  1. Ik neem de lift.
  2. De keuken is op de tweede verdieping.
  3. Ik wil een huis kopen.
  4. Ik wil een appartement huren.
  5. Hoeveel kost het appartement?
  6. Het is duur!
  7. Het is goedkoop!
  8. We wonen op het platteland.
  9. Tot ziens.
  10. Graag gedaan.

Troisième série modifier

  1. Het huis kost € 200 000.
  2. Mijn huis heeft drie verdiepingen.
  3. Woon je op het platteland of in de stad?
  4. We wonen dichtbij Station Zuid.
  5. Ik wil in Frankrijk wonen.
  6. Die lift is nieuw.
  7. Heb je een tuin?
  8. Ik ga naar de keuken.
  9. Ik ben moe. Ik wil slapen.
  10. Hoeveel kost het appartement?